Na een echtscheiding, scheiding van tafel en bed, of na een ontbinding van een geregistreerd partnerschap kan de ex-echtgenoot, die niet volledig in het eigen levensonderhoud kan voorzien, een beroep op partneralimentatie doen. Deze dient dan wel behoeftig te zijn. Eigen inkomsten van de alimentatiegerechtigde, ook die uit vermogen, verminderen de behoefte aan partneralimentatie. Onder eigen inkomsten wordt niet alleen het daadwerkelijk genoten inkomen, maar ook het in redelijkheid te verwerven inkomen verstaan. Het in redelijkheid te verwerven inkomen wordt ook wel verdiencapaciteit genoemd. Om deze capaciteit te bepalen worden allerlei omstandigheden in aanmerking genomen, zoals opleiding, werkervaring, de tijd die al is verstreken om werk te kunnen zoeken, de gezondheid van de alimentatiegerechtigde en het feit of deze de zorg voor de kinderen heeft.
De behoefte aan partneralimentatie is gekoppeld aan de welstand die partijen tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap genoten. In principe heeft de alimentatiegerechtigde er recht op om zoveel mogelijk de levensstandaard te kunnen handhaven die partijen tijdens het huwelijk hadden. Voor het bepalen van de behoefte kan er een overzicht worden gemaakt van het uitgavenpatroon tijdens het huwelijk. In de rechtspraak is er een standaardberekening ontwikkeld, de zogenaamde Hof-methode. Op basis van deze methode wordt de huwelijksgerelateerde behoefte als volgt berekend. Uitgangspunt is het netto besteedbaar gezinsinkomen tijdens het huwelijk. Van dit gezinsinkomen worden de kosten van de kinderen afgetrokken. Van het resterende bedrag wordt 60% aangemerkt als het bedrag dat nodig is om de tijdens het huwelijk genoten welstand te kunnen voortzetten. Heeft de alimentatiegerechtigde eigen inkomen, dan wordt dat inkomen in mindering op de behoefte gebracht.
Voorbeeld van een behoefteberekening volgens de Hof-methode:
Karel en Alie hebben beiden inkomsten uit arbeid. Karel verdient netto € 3.000,00 per maand. Alie geniet een inkomen van € 1.500,00 netto per maand. Beide bedragen zijn inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. Karel en Alie hebben twee kinderen. De kosten van de kinderen zijn op grond van de gangbare normen begroot op € 750,00 per maand.
Totaal netto gezinsinkomen per maand | € 4.500,00 |
Af: kosten van de kinderen per maand | € 750,00 |
————– | |
Resteert | € 3.750,00 |
60% van € 3.750 is | € 2.250,00 |
Af: het inkomen van Alie | € 1.500,00 |
————– | |
De netto behoefte van Alie is | € 750,00 |
Wanneer de behoefte is bepaald, dient er vervolgens te worden beoordeeld of de alimentatieplichtige over voldoende financiële middelen beschikt om partneralimentatie te voldoen. Het uiteindelijk te betalen bedrag wordt bepaald door de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan de ene kant en de draagkracht van de alimentatieplichtige aan de andere kant.
De draagkracht van de alimentatieplichtige wordt berekend aan de hand van het (in redelijkheid te verwerven) inkomen en een aantal lasten. Schematisch ziet de berekening er als volgt uit:
Inkomsten: | ||
Netto besteedbaar inkomen | € ………….. | |
Lasten: | ||
Bijstandsnorm | € ………….. | |
Woonlasten | € ………….. | |
Ziektekosten | € ………….. | |
Eventueel: aflossing schulden | € ………….. | |
Andere relevante lasten | € ………….. | |
————— | ||
Draagkrachtloos inkomen | € …………. | |
————— | ||
Draagkrachtruimte | € …………. | |
Draagkracht (% van draagkrachtruimte) | € …………. |
Bij de bepaling van de partneralimentatie geldt als uitgangspunt dat de alimentatieplichtige voor zichzelf ten minste de bijstandsnorm moet behouden. Of er moet worden gerekend met een bijstandsnorm voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder, een gehuwde of een pensioengerechtigde is afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de alimentatieplichtige. Daarnaast dient de alimentatieplichtige een redelijk gedeelte van zijn draagkrachtruimte te behouden, afhankelijk van het feit of deze alleenstaande is of een gezin dient te onderhouden.
Als lasten kunnen in aanmerking worden genomen de werkelijke woonlasten, de premie ziektekostenverzekering, eventuele herinrichtingskosten of kosten die verband houden met het verwerven van inkomen en rente en aflossing op schulden (die tijdens het huwelijk zijn ontstaan). Daarbij wordt ook rekening gehouden met te ontvangen toeslagen, zoals huurtoeslag en/of zorgtoeslag.
Met ingang van 1 januari 2023 geldt er een nieuw systeem voor de berekening van partneralimentatie. Deze nieuwe wijze van berekening geldt voor zaken, waarbij de ingangsdatum van de (gewijzigde) alimentatie op of na 1 januari 2023 ligt. Grotendeels worden bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de kinderalimentatie. Ook hier wordt uitgegaan van het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige. Het fiscaal voordeel van de eigen woning en een eventueel ontvangen kindgebonden budget worden bij niet bij het netto besteedbaar inkomen opgeteld. Op het netto besteedbaar inkomen worden de redelijke kosten van levensonderhoud van de alimentatieplichtige in mindering gebracht. Daarvoor worden de volgende forfaitaire lasten in aanmerking genomen (norm 2023):
- een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen
- een bedrag van € 1.175 voor de kosten van levensonderhoud
De alimentatieplichtige wordt geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij zijn/haar inkomen te kunnen voldoen. Redelijke lasten voor gas, water en licht die meer bedragen dan het bedrag dat vanuit de bijstandsnorm kan worden voldaan, dienen ook vanuit het woonbudget voldaan te worden. Heeft de alimentatieplichtige duurzaam aanmerkelijk hogere woonlasten dan het woonbudget, dan kan met die extra lasten rekening worden gehouden. Er moet dan wel vastgesteld worden dat deze lasten niet vermijdbaar zijn en dat het (voort)bestaan daarvan niet aan de onderhoudsplichtige kan worden verweten. Is er een tekort aan draagkracht van de alimentatieplichtige om in de behoefte van de alimentatiegerechtigde te voorzien en zijn de werkelijke woonlasten van de alimentatieplichtige veel lager dan het woonbudget (bijvoorbeeld omdat de alimentatieplichtige samenwoont en de kosten kan delen), dan kan de alimentatiegerechtigde verzoeken dat er rekening wordt gehouden met de werkelijke woonlasten.
Van het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige, verminderd met het hiervoor genoemde woonbudget en het bedrag van € 1.175, is 60% beschikbaar voor partneralimentatie.
Indien beide partijen inkomen hebben, dient van beide partijen de draagkracht te worden berekend. Zijn er kinderen, dan wordt naar evenredigheid van de draagkracht van ieder van partijen bepaald wat elk dient bij te dragen in de kosten van de kinderen. Resteert er dan voor de alimentatieplichtige nog draagkracht, dan is dat het bedrag dat maximaal aan partneralimentatie moet worden betaald. Er hoeft nooit meer te worden betaald dan ofwel de behoefte van de alimentatiegerechtigde ofwel de draagkracht van de alimentatieplichtige. Ook wordt het in het algemeen redelijk geacht dat de alimentatiegerechtigde niet meer te besteden heeft dan de alimentatieplichtige.
De duur van de alimentatieverplichting hangt samen met de duur van het huwelijk/geregistreerd partnerschap en het feit of er al dan niet kinderen uit het huwelijk/geregistreerd partnerschap zijn geboren. In principe geldt er een maximale betalingsverplichting van 12 jaren. Heeft het huwelijk korter dan 5 jaren geduurd en zijn er geen kinderen uit het huwelijk geboren, dan geldt de duur van het huwelijk als de maximale termijn voor de betaling van de partneralimentatie. Beide termijnen gaan in op de dag dat de echtscheiding/de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Vanaf 1 januari 2020 gelden er nieuwe regels voor de partneralimentatie. Uitgangspunt is dat de verplichting tot het betalen van partneralimentatie komt te vervallen na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk, met een maximum van vijf jaren. Op dit algemene uitgangspunt zijn meerdere uitzonderingen mogelijk die samenhangen met de duur van het huwelijk/geregistreerd partnerschap, de leeftijd van de kinderen die uit het huwelijk zijn geboren en de leeftijd van de alimentatiegerechtigde. Zie ook de nieuwsbrief Wet herziening partneralimentatie op deze site.
De verplichting tot het betalen van partneralimentatie vervalt op het moment dat de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwonen met een ander als ware hij of zij gehuwd.
Het staat partijen vrij om in een overeenkomst af te zien van het maken van aanspraak op partneralimentatie, of om afspraken te maken over bijvoorbeeld de hoogte en de duur van de alimentatie. Daarnaast is het mogelijk om de verplichting tot partneralimentatie af te kopen door betaling van een bedrag ineens.
Is er sprake van een wijziging van omstandigheden, bijvoorbeeld omdat de alimentatieplichtige werkloos is geworden (waardoor de draagkracht is verlaagd) of omdat de alimentatiegerechtigde meer inkomen geniet (waardoor de behoefte is verlaagd), dan is het mogelijk om een procedure tot wijziging van alimentatie te starten. Er zal dan een nieuwe berekening worden gemaakt aan de hand van de op dat moment geldende inkomens- en lastengegevens van beide partijen.